Advocaat-generaal IJzerman gaat in een vijftal conclusies in op de woondelenvrijstelling voor verzorgings- en verpleeghuizen. In dit geval is er sprake van een verpleeghuis dat naast tweepersoonskamers ook kamers heeft voor vier en zespersoonskamers. Verder is er dagbehandeling aanwezig. De A-G acht het niet ondenkbaar dat geen van de twee-, vier- of zespersoonskamers deelt in de woondelenvrijstelling. Een verwijzingshof moet dit onderzoeken.

Belanghebbende, X, is een stichting die de gebruiker is van een verpleeghuis voor psychogeriatrische zorg (88 plaatsen) en somatische zorg (64 plaatsen). Daarnaast heeft het huis 22 plaatsen voor psychogeriatrische dagbehandeling. De kamers, die niet afsluitbaar zijn, bevatten 6, 4 of 2 bedden. De keuken, het toilet en de badkamer zijn gemeenschappelijk. In geschil is of in het verpleeghuis gedeelten aanwezig zijn die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel die in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden en daardoor vrijgesteld zijn van gebruikersbelasting OZB. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat dergelijke woondelen niet aanwezig zijn en wijst daarbij op het gebrek aan privacy van de bewoners van het huis.

Advocaat-generaal IJzerman gaat in een vijftal conclusies in op de woondelenvrijstelling voor verzorgings- en verpleeghuizen. In een gemeenschappelijke bijlage geeft de A-G uitleg over de maatstaven die aangelegd moeten worden bij de beoordeling of een gedeelte in hoofdzaak dient tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden. In dit geval is er sprake van een verpleeghuis waar behalve tweepersoonskamers ook vier- en zespersoonskamers aanwezig zijn en dagbehandeling wordt geboden. Na verwijzing moet onderzocht worden of de bewoners vrijwillig opteren voor een verblijf in het complex. Hierbij acht de A-G het beslissend of er een duidelijk verschil is tussen diegenen die ‘op zichzelf' blijven wonen en alle hulp, verpleging en verzorging inkopen en diegenen die opteren voor verblijf in een complex waar alle hulp, verpleging en verzorging reeds aanwezig zijn. Zolang dat verschil er niet is, kiezen de bewoners uit vrije wil om gezamenlijk te gaan wonen met mensen met gelijke behoeften wat betreft verzorging. De A-G acht het niet ondenkbaar dat geen van de twee-, vier- of zespersoonskamers deelt in de woondelenvrijstelling. Omdat het gebruik van de kamers niet bij voorbaat overeenstemt met het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten moet voor de gemeenschappelijke ruimten zelfstandig worden beoordeeld of deze in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De A-G verwerpt ten slotte de opvatting van X dat om te bepalen wie in hoofdzaak gebruikmaakt van een ruimte kan worden aangesloten bij het aantal uur dat de bewoners en het zorgbiedende personeel gebruik maakt van die ruimte. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen.

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 21 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen