Hof Den Haag oordeelt dat X bv onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren brengt om het vermoeden te ontzenuwen dat niet zij, maar Y bv als inhoudingsplichtige moet worden aangemerkt.
X bv draagt na het doen van aangiften loonheffingen voor de tijdvakken augustus en september 2017 niet de verschuldigde loonheffing af. Er worden naheffingsaanslagen over deze tijdvakken opgelegd. Over het tijdvak augustus 2017 maakt X bv eerst bezwaar tegen de naheffingsaanslag, en dient daarna een correctiebericht in waarmee een aantal werknemers uit de aangifte wordt verwijderd. Over het tijdvak september 2017 dient X bv eerst een vergelijkbaar correctiebericht in en maakt daarna bezwaar tegen de naheffingsaanslag. X bv verklaart jegens de inspecteur dat de gecorrigeerde werknemers werken bij Y bv, de vorige eigenaar van haar bedrijfslocatie. De werknemers zijn niet akkoord zijn gegaan met een contract bij X bv en dus ten onrechte verloond. In geschil is of X bv met betrekking tot die werknemers als inhoudingsplichtige voor de loonheffing kan worden aangemerkt.
Hof Den Haag oordeelt dat X bv onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren brengt om het vermoeden te ontzenuwen dat niet zij, maar Y bv als inhoudingsplichtige moet worden aangemerkt. Het komt het hof onwaarschijnlijk voor dat X bv loonaangiften doet voor werknemers die niet tot haar in dienstbetrekking staan, temeer nu zij lang moest wachten op een loonheffingennummer en derhalve de onderneming al geruime tijd dreef voordat zij loonaangiften kon doen. Nu X bv loonaangiften heeft gedaan voor de desbetreffende werknemers, rechtvaardigt dat het vermoeden dat deze werknemers tot haar in dienstbetrekking staan. De stukken die X bv aanvoert om dat vermoeden te ontzenuwen, zijn daartoe niet toereikend. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 2
Wet op de loonbelasting 1964 6