Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verrekening pas in de loop van 2009 heeft plaatsgevonden. De vermogensbestanddelen behoren, gezien de vaststellingsovereenkomst, op 1 januari 2009 dan ook nog tot de grondslag van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.

Belanghebbende, X, verhuurt een perceel grond aan G bv. G bv blijft de huur schuldig. De aandelen G bv zijn sinds 2004, via H bv, in de handen van de twee dochters van X. Verder verstrekt X ook diverse leningen aan G bv. De rente wordt ook schuldig gebleven. Medio 2009 bedraagt de vordering € 5,1 mln. X verkrijgt vervolgens voor € 3,1 mln aandelen G bv. Hierbij worden de huur- en rentevorderingen van X op G bv, verrekend. Naar aanleiding van de IB-aangifte 2009 sluiten X en de inspecteur een compromis. Zij komen overeen dat de inkomsten uit het perceel tot en met het jaar 2008 in box 1 worden verantwoord. Met ingang van 1 januari 2009 wordt het perceel tot de grondslag van box 3 gerekend. X stelt dat, gezien de rangorderegeling, per 1 januari 2009 geen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen meer in aanmerking kan worden genomen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verrekening pas in de loop van 2009 heeft plaatsgevonden, en dat de vermogensbestanddelen op 1 januari 2009 nog tot de grondslag van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen behoren. De rechtbank wijst daarbij op de vaststellingsovereenkomst. Verder wijst de rechtbank afwaardering van de huur- en rentevorderingen naar nihil van de hand. Volgens de rechtbank beschikt G bv namelijk over aanzienlijke reserves. Ook zou X geen belang in G bv hebben genomen, onder verrekening van zijn vorderingen op G bv, als de financiële situatie zo slecht zou zijn geweest. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 21 maart

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen