Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er voor de vermogensrendementsheffing in 2013 geen sprake is van strijd met art. 1 EP EVRM. Daarvoor is namelijk niet voldoende dat het rendement van een bepaalde bezitting structureel blijft beneden de 4% van het daarin geïnvesteerde vermogen.

X geniet in 2016 0,4% rente op zijn spaarsaldo. In 2013 was dat 1,3%. Volgens X is de vermogensrendementsheffing van 4% in 2013 dan in strijd met art. 1 EP EVRM. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. De rechtbank wijst daarbij op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad, en haar eigen uitspraak van 19 januari 2017 (nr. 16/783, V-N 2017/17.2.2). Hieruit blijkt dat, voor het jaar 2014, een langjarig rendement van 4% voor particuliere beleggers niet onhaalbaar was. Dit geldt dan ook voor 2013. Verder stelt de rechtbank vast dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor hem sprake is van een buitensporige last.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er voor de vermogensrendementsheffing in 2013 geen sprake is van strijd met art. 1 EP EVRM. Volgens het hof is daarvoor namelijk niet voldoende dat het rendement van een bepaalde bezitting, zoals het rendement op spaarsaldi, structureel blijft beneden de 4% van het daarin geïnvesteerde vermogen. Verder merkt het hof op dat X ook niet aannemelijk maakt dat voor een lange reeks van jaren een rendement van 4% voor het totale box 3-vermogen niet meer haalbaar is voor particuliere beleggers. Ook worden belastingplichtigen niet geconfronteerd met een buitensporig zware last. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 5 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen