Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met het legaliteitsbeginsel. De door X bepleite uitleg van het begrip ‘genoten’ is namelijk onjuist.

Belanghebbende, X, geniet een AOW-uitkering en beschikt ter waarde van € 192.431 over bank- en spaartegoeden. Verder bezit zij een belegging van € 48.123 in het Triodos Groenfonds en een eigen woning met een WOZ-waarde van € 134.000. In 2015 bedraagt het rendement op deze bezittingen € 2484 en de grondslag voor de box 3-heffing € 142.865. De verschuldigde belasting over het belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 1714. X is van mening dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met het legaliteitsbeginsel, omdat daarbij wordt uitgegaan van een forfaitair rendement van 4% en niet van het daadwerkelijke genoten rendement.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Volgens het hof is de door X bepleite uitleg van het begrip ‘genoten’ namelijk onjuist. Het hof verwijst daarbij naar de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat voor belastbaarheid slechts is vereist dat inkomen of een inkomensbestanddeel bij de belastingplichtige moet zijn opgekomen, of op grond van specifieke bepalingen geacht moet worden bij hem te zijn opgekomen. Verder is het hof van mening dat er geen sprake is van schending van art. 1 EP EVRM op regelniveau. Volgens het hof was in 2015 namelijk nog wel een rendement van 1,6% mogelijk op risicomijdende beleggingen, en is er bij een belastingheffing van 75% over dit rendement geen sprake van een buitensporig zware last.

Lees ook het thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 25 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen