Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar verwarring heeft gezaaid door ruim een maand na de uitspraak op bezwaar andermaal uitspraak te doen op het bezwaar. Omdat X door de tweede uitspraak op het verkeerde been is gezet, kan haar niet worden verweten dat ze te laat beroep heeft ingesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is mede-eigenaar van een rijksmonumentale woning gelegen op een NSW-landgoed. In geschil is de WOZ-waarde 2015. De heffingsambtenaar van Winterswijk verlaagt in bezwaar de WOZ-waarde, eerst naar € 228.000 en daarna in een tweede uitspraak op bezwaar naar € 202.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2021/827) oordeelt dat de heffingsambtenaar verwarring heeft gezaaid door ruim een maand na de uitspraak op bezwaar andermaal uitspraak te doen op het bezwaar. Aangezien het niet mogelijk is voor een tweede maal uitspraak op bezwaar te doen, besluit het hof die uitspraak te vernietigen. Omdat X door de tweede uitspraak op het verkeerde been is gezet, kan haar niet worden verweten dat ze te laat beroep heeft ingesteld. Inhoudelijk verwerpt het hof de stelling van X dat de ondergrond van de woning valt onder het toepassingsbereik van de WOZ-uitzondering voor NSW-landgoederen. Het hof legt uit dat de WOZ-uitzondering niet geldt voor gebouwde eigendommen en dat de ondergrond deel uitmaakt van het gebouwde eigendom. Verder verwerpt het hof het standpunt van X dat de vermindering wegens de instandhoudingseis die voortvloeit uit de omstandigheid dat sprake is van een NSW-landgoed moet worden toegepast op de waarde van het totale landgoed en niet alleen op het niet vrijgestelde gedeelte.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Wet waardering onroerende zaken 18
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 maart