
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur vergeefs stelt dat de aanslag over 2014 op 13 april 2018 per reguliere post is verzonden. Voor 2015 maakt de inspecteur niet aannemelijk dat vier maanden uitstel voor het indienen van de aangifte is verleend.
Aan X zijn in de IB-sfeer aanslagen over 2014 en 2015 opgelegd. Volgens X heeft zij de aanslagen niet binnen de betreffende aanslagtermijnen ontvangen. Deze termijn verliep voor 2014 op 30 april 2018. Ondanks de dagtekening van 16 april 2018, stelt X de aanslag pas na 30 april 2018 te hebben ontvangen. Voor 2015 betwist X dat uitstel voor het indienen van de aangifte is verleend, zodat deze termijn eindigde op 31 december 2018.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur vergeefs stelt dat de aanslag over 2014 op 13 april 2018 per reguliere post is verzonden. Er is namelijk geen enkel stuk dat die stelling onderbouwd. Voor 2015 maakt de inspecteur niet aannemelijk dat vier maanden uitstel voor het indienen van de aangifte is verleend. Een dergelijk stuk is namelijk niet (meer) binnen de Belastingdienst traceerbaar. Het maakt niet uit dat op de schermafbeelding van MijnBelastingdienst voor X wel een document te zien is dat ‘aanvraag uitstel aangifte 2015’ heet en dat pas op 9 oktober 2016 aangifte is gedaan. De beroepen van X zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 30 maart
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel