Hof 's-Hertogenbosch is het met de rechtbank eens dat gemeenten met het (enkel) vaststellen van een nieuw bestemmingsplan al voldoen aan de actualiseringsplicht. Als later het bestemmingsplan (deels) wordt vernietigd, heeft dat geen gevolgen voor het al dan niet van toepassing zijn van de legessanctie.

X vraagt bij de gemeente een omgevingsvergunning voor het oprichten van een vleeskalverhouderij. In geschil is of de heffingsambtenaar leges mag heffen. In het bijzonder is in geschil of de zogeheten legessanctie van toepassing is. Deze legessanctie is opgenomen in art. 3.1 lid 4 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en houdt in dat, wanneer een bestemmingsplan niet tijdig is vastgesteld dan wel is verlengd, voor de gemeente de bevoegdheid vervalt ‘tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan’.

Hof 's-Hertogenbosch is het met de rechtbank eens dat gemeenten met het (enkel) vaststellen van een nieuw bestemmingsplan al voldoen aan de actualiseringsplicht. Als later het bestemmingsplan (deels) wordt vernietigd, heeft dat geen gevolgen voor het al dan niet van toepassing zijn van de legessanctie. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank, dat is gebaseerd op eerdere jurisprudentie (zie onder meer Hof ’s-Hertogenbosch 26 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1824, V-N Vandaag 2018/1306). Het oordeel van het hof wordt niet anders als – zoals X beweert – de gemeente na de vernietiging van het bestemmingsplan jarenlang heeft “stilgezeten” en geen actie heeft ondernomen om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Conclusie is dat de legessanctie niet van toepassing is en dat de leges terecht zijn geheven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet ruimtelijke ordening 3.1

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 3 september

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen