Advocaat-generaal Pauwels is van mening dat de verordening afvalstoffenheffing van de gemeente Sint Michielsgestel wel de essentialia van de heffing bevat, ook voor de belasting per lediging (diftar).
Aan X zijn zowel voor de rioolheffing als voor de afvalstoffenheffing afzonderlijke aanslagen voor het vaste deel en voor het variabele deel van de heffing opgelegd. Hof ’s-Hertogenbosch verwerpt het standpunt van X dat het opleggen van afzonderlijke aanslagen niet is toegestaan. Toch wordt de aanslag afvalstoffenheffing voor het variabele deel vernietigd omdat de verordening op dit punt onverbindend is jegens X. Uit de verordening volgt niet voldoende duidelijk of sprake is van een tijdvak- of tijdstipheffing. De verordening voldoet niet aan de in art. 217 Gemeentewet vermelde essentialia ‘het tijdstip van beëindiging van de heffing’ en ‘hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is’. Zowel X als B&W van de gemeente gaan tegen de hofuitspraak in cassatie.
Advocaat-generaal Pauwels is van mening dat de verordening afvalstoffenheffing van de gemeente Sint Michielsgestel wel de essentialia van de heffing bevat, ook voor de belasting per lediging (diftar). Het essentialium ‘het tijdstip van beëindiging van de heffing’ heeft geen betrekking op de kwestie van een tijdvakheffing of een tijdstipheffing. De verordening voldoet ook aan het vereiste ‘hetgeen overigens voor de heffing en invordering van belang is’. De verordening bevat namelijk de gegevens waaruit de belastingplichtige de omvang van de materiële belastingschuld wat betreft de belasting per lediging kan afleiden. De verordening vermeldt bovendien dat de heffing geschiedt bij wege van aanslag. Wat de wijze van heffing betreft stelt art. 217 Gemeentewet geen verdergaande eisen. Daarom is het niet in strijd met die bepaling dat de verordening niet vermeldt dat de belasting per lediging wordt geformaliseerd door per jaar één aanslag op te leggen naar het aantal ledigingen in dat jaar. Wel rijst de vraag of deze wijze van formalisering in een geval als dit – waarin bij elke lediging een materiële belastingschuld ontstaat– mogelijk is. De A-G beantwoordt die vraag bevestigend. Het cassatieberoep van B&W is volgens de A-G gegrond. Het cassatieberoep van X – gericht tegen het oordeel over de afzonderlijke aanslagen – kan niet slagen.
Wetsartikelen:
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 27 mei
Informatiesoort: VN Vandaag
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)