De gemeente Westerveld heeft verklaard dat de opbrengsten van de verordening standplaatsengelden niet in de gemeentebegroting 2010 zijn meegenomen. Voor Hof Arnhem-Leeuwarden is dit aanleiding de verordening onverbindend te verklaren. 

Belanghebbende, X, exploiteert een verkoopwagen voor de verkoop van patat, snacks, ijs en frisdranken in de gemeente Westerveld. Tot en met 2009 betaalt X aan de gemeente jaarlijks een bedrag aan leges voor zijn standplaatsvergunning. De hoogte van de leges is afhankelijk van de duur van de standplaatsvergunning. Voor het jaar 2010 heft de gemeente van X een bedrag aan standplaatsengelden. De hoogte van deze heffing is niet alleen afhankelijk van de tijdsduur van de vergunning, maar ook van het aantal dagen per week dat de vergunning wordt gebruikt.  Het bedrag aan standplaatsengeld dat X in 2010 moet betalen, is 778% hoger dan de leges van 2009.

Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart de verordening standplaatsengeld onverbindend omdat de gemeente Westerveld geen inzicht heeft kunnen verschaffen in de ramingen van de kosten en opbrengsten van het standplaatsengeld. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat in een procedure over de limietoverschrijding de gemeente inzicht dient te verschaffen in de ramingen. Daarbij moet het gaan om gegevens die zijn terug te voeren op baten en lasten die in de gemeentebegroting zijn opgenomen. De heffingsambtenaar heeft in dit kader verklaard dat de opbrengsten van de verordening en de lasten ter zake niet in de gemeentebegroting over het jaar 2010 zijn meegenomen. Dit betekent dat de heffingsambtenaar het vereiste inzicht niet, althans onvoldoende, heeft verschaft. Dat brengt met zich mee dat de verordening onverbindend moet worden verklaard. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 27 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen