Aan X is een aanslag zuiveringsheffing 2015 opgelegd voor 8454 vervuilingseenheden. X voert in beroep onder andere aan dat de verordening onverbindend is wegens overschrijding van de opbrengstlimiet. Ook meent X dat de NEN-norm 6600-1 niet op de juiste wijze is bekend gemaakt. Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de verordening niet onverbindend is. De rechtbank verwerpt de stelling van X over de bekendmaking van de NEN-norm. De rechtbank oordeelt dat rechtstreeks uit de Waterschapswet volgt wat een vervuilingseenheid is. De maatstaf is daarmee duidelijk, evenals het tarief, dat uit de verordening voortvloeit. Dat de manier waarop die berekening moet plaatsvinden verder is uitgewerkt in bijlage I van de Verordening, betekent niet dat de heffingsmaatstaf als zodanig niet duidelijk is. De wijze waarop meting, bemonstering en analyse moet plaatsvinden, bakent de heffingsmaatstaf immers niet af. Voor wat betreft de toetsing aan de opbrengstnorm oordeelt de rechtbank dat het geraamde overschot op de zuiveringsheffing, rechtmatig is gestort in de reserves. Het vormen van reserves is, gelet op het Waterschapsbesluit,toegestaan. Het waterschap heeft ook geen concrete andere mogelijkheden dan de zuiveringsheffing om de algemene reserve “zuiveringsheffing woningen/bedrijven” te voeden. In het beleid van het waterschap is voldoende is gewaarborgd dat de reserves van de categorie “zuiveringsheffing woningen/bedrijven” worden aangewend ten behoeve van de zuiveringstaak van het waterschap en dus als ‘lasten ter zake’ kunnen worden beschouwd.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Editie: 8 juni