Hof Den Haag oordeelt dat een stichting die voor een bv het pensioen van de DGA verzorgt bij de waardering van de pensioenverplichting ondanks de lagere marktrente rekening moet houden met een rekenrente van ten minste 4%. De wettekst biedt het hof geen ruimte om de waardering van de pensioenverplichting op gronden van redelijkheid en billijkheid te baseren op een lagere netto rekenrente. Het is aan de wetgever en niet aan de belastingrechter om een oplossing te bieden voor de discrepantie tussen de wettelijke rekenrente en de marktrente zoals die zich in recente jaren heeft ontwikkeld.

A bv heeft ten behoeve van haar directeur grootaandeelhouder een pensioenregeling getroffen en daartoe in eigen beheer een pensioenvoorziening gevormd. A bv draagt deze pensioenverplichting over aan stichting X (belanghebbende). Partijen bepalen de overdrachtswaarde van de pensioenverplichting en daarmee de overnamevergoeding verschuldigd door A bv op € 673.985, dit is de netto actuariële koopsom van € 649.196 vermeerderd met een kostenopslag van € 24.789. Per 31 december 2007 waardeert X de pensioenverplichting op € 663.981. In geschil is of de inspecteur de waarde terecht heeft gecorrigeerd tot € 560.907. De inspecteur is in de berekening uitgegaan van een netto rekenrente van 4% en de meest recente overlevingstabel.

Hof Den Haag oordeelt dat X bij de waardering van de pensioenverplichting ondanks de lagere marktrente rekening moet houden met een rekenrente van ten minste 4%. De wettekst biedt het hof geen ruimte om de waardering van de pensioenverplichting op gronden van redelijkheid en billijkheid te baseren op een lagere netto rekenrente. Het is volgens het hof aan de wetgever en niet aan de belastingrechter om een oplossing te bieden voor de discrepantie tussen de wettelijke rekenrente en de marktrente zoals die zich in recente jaren heeft ontwikkeld. Verder oordeelt het hof dat de inspecteur de juiste overlevingstabel heeft gehanteerd bij zijn berekening. De vergelijking die X maakt met de balanswaardering van soortgelijke verplichtingen door verzekeringsmaatschappijen wordt door het hof verworpen. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.29

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8-6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 6 juni

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen