Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een boete heeft opgelegd aan X BV voor het niet indienen van de aangifte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat er een wettelijke grondslag is voor de verplichting om met gebruikmaking van eHerkenning aangifte te doen.

X BV wordt op 1 maart 2020 uitgenodigd om de VPB-aangifte 2019 in te dienen. De aangifte wordt, zelfs na aanmaning, niet ingediend. De inspecteur legt vervolgens een aanslag op naar een belastbaar bedrag van nihil, maar met een verzuimboete van € 2757. X BV is het hier niet mee eens. Zij stelt dat zij aangifte moest doen via e-Herkenning maar daar niet over beschikt.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een boete heeft opgelegd aan X BV voor het niet indienen van de aangifte. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1787, V-N 2022/54.21) volgt dat er een wettelijke grondslag is voor de verplichting om met gebruikmaking van eHerkenning aangifte te doen. Ook is het toelaatbaar dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te voldoen. Er is dan geen sprake van AVAS. De rechtbank wijst er verder nog op dat een compensatieregeling gold voor de te maken kosten in verband met de aanschaf van e-Herkenning. Verder had X BV ook de mogelijkheid om op andere wijze aan haar aangifteverplichting te voldoen. De boete is ook passend en geboden. Wel matigt de rechtbank de boete nog met 10% in verband met undue delay.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 9

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingrecht algemeen

Editie: 5 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

244

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen