Belanghebbende, X, is gehuwd met Y op het moment dat hij in 2008 een voorlopige teruggaaf (VT) van € 4479 ontvangt. De teruggaaf heeft betrekking op de betaalde hypotheekrente voor de eigen woning. In maart 2009 gaan X en Y gescheiden leven en in november 2009 is de scheiding formeel rond. Over 2008 doen X en Y afzonderlijk elektronisch aangifte en gaan zij uit van fiscaal partnerschap. X neemt 100% van de negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking, zijnde een bedrag van € 7393. X neemt 50% in aanmerking (€ 3696) en vermeldt in de bij het elektronische aangifteprogramma behorende rekenmodule, 50% van de VT. Bij de aanslagregeling wijkt de inspecteur af van de aangifte van X. Hij accepteert 50% van de negatieve inkomsten uit eigen woning en verrekent het volledige bedrag van de VT, waardoor X € 1922 moet betalen. De inspecteur gaat akkoord met het door Y aangegeven percentage van 50 en verrekent geen VT. X bestrijdt de wijze waarop de VT is verrekend.
Hof Arnhem-Leeuwarden constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat de negatieve inkomsten uit eigen woning tussen X en Y juist - ieder voor 50% - zijn verdeeld. Vervolgens oordeelt het hof dat de inspecteur terecht bij X het volledige bedrag van de VT heeft verrekend. Het hof verwerpt de stelling van X dat het in dit geval redelijk is om de VT slechts voor 50% met zijn aanslag te verrekenen en de andere 50% bij die van zijn ex-partner. De wet schrijft voor (in art. 15 AWR) dat verleende voorlopige teruggaven moeten worden verrekend met de definitieve aanslag van degene op wiens naam de VT is gesteld. Het hof kan de Belastingdienst ook niet opdragen de door X als fout aangemerkte berekening in het aangifteprogramma aan te passen of te gelasten de aangiften van (voormalige) fiscale partners gezamenlijk in behandeling te nemen en af te doen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van X ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 15