H Lebensversicherung ontvangt dividenden van verschillende niet ingezeten vennootschappen waarin zij een belang van minder dan 10% heeft. In het kader van de VPB kiest H er voor om geen rekening te houden met 20% van de dividendinkomsten van deze deelnemingen. Voor de bedrijfsbelasting houdt de Duitse Belastingdienst weer wel rekening met deze dividendinkomsten van de deelnemingen. H is het hier niet mee eens omdat deze bijtelling achterwege blijft bij dividenden die worden uitgekeerd door ingezeten vennootschappen. De Duitse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Duitse regeling tot bijtelling van uit buitenlandse deelnemingen ontvangen dividenden voor de bedrijfsbelasting niet in strijd met het EU-recht is. Deze dividenden zijn namelijk in een eerdere stap uit de winst geëlimineerd. Dividenden uit vergelijkbare deelnemingen in ingezeten kapitaalvennootschappen worden van meet af aan in die heffingsgrondslag opgenomen, zonder daarvan te worden afgetrokken en dus zonder opnieuw in die heffingsgrondslag te worden opgenomen. In beide situaties wordt dus 100% van de dividenden meegenomen.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 26 juni