Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X als btw-ondernemer diensten tegen vergoeding aan D heeft verricht. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.

Belanghebbende, X, verricht werkzaamheden als vertegenwoordiger. Hij is tot 30 september 2006 in loondienst werkzaam geweest bij A bv. In 2007 zijn door C AG 10 facturen uitgeschreven op naam van D, voor een bedrag van € 90.000. X ontvangt een reis- en verblijfkostenvergoeding van D. Tevens vergoedt C AG de door hem gemaakte kosten aan X. De inspecteur is van mening dat X zelfstandig diensten heeft verricht aan D, en dat de betaling via C AG is gelopen. Hij legt daarom een btw-naheffingsaanslag op van € 17.100.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X als btw-ondernemer diensten tegen vergoeding aan D heeft verricht. De rechtbank overweegt hierbij dat gebleken is dat X sinds maart 2007 als vertegenwoordiger werkzaamheden voor D heeft verricht, en dat C AG hiervoor facturen heeft verstuurd. Volgens de rechtbank heeft X deze werkzaamheden niet als zelfstandige verricht. De rechtbank overweegt hierbij dat de inspecteur slechts heeft opgemerkt dat X de werkzaamheden niet in loondienst heeft verricht. Dit is onvoldoende om aannemelijk te maken dat X de werkzaamheden als zelfstandige heeft verricht. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 5 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen