De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van de vaste commissie voor Financiën betreffende het vervallen van de tijdelijke vrijstelling van vennootschapsbelasting voor zeehavens.
Hij deelt onder meer mee dat indien de Vpb-vrijstelling gehandhaafd zou worden na 31 december 2016, dit onrechtmatige staatssteun zou opleveren. In dat geval zal de Europese Commissie (EC) een procedure tegen Nederland starten wegens schending van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Nederland zal dan waarschijnlijk door het HvJ EU veroordeeld worden tot het onmiddellijk gaan heffen van vennootschapsbelasting van de zeehavens en het terugvorderen van de steun die na 31 december 2016 onrechtmatig zou zijn verleend, inclusief wettelijke rente. Ook kan het HvJ EU Nederland een dwangsom en een boete opleggen. Om te beoordelen of er sprake is van staatssteun kijkt de EC naar de in de desbetreffende lidstaat geldende normale regeling (referentiestelsel). Verder moet opgemerkt worden dat de fiscale positie van havens in de verschillende lidstaten steeds tot op bepaalde hoogte zal verschillen omdat lidstaten op het gebied van de directe belastingen binnen de EU soeverein zijn.
Nederlandse zeehavens staan vooral in concurrentie met havens in Frankrijk, België en Duitsland. Aan Frankrijk en België is inmiddels door de EC verzocht om hun wetgeving aan te passen maar het kabinet verwacht niet dat dit voor 1 januari 2017 zal gebeuren. Richting Duitsland heeft de EC geen formele stappen ondernomen.
De staatssecretaris vindt dat de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van andere lidstaten gebaat is bij een zo gelijk mogelijk Europees speelveld. De inzet van het kabinet richt zich dan ook op het bij de EC aandringen op het bevorderen hiervan.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 3 maart