Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vervolgingskosten van € 10.566 voor een dwangbevel niet disproportioneel zijn. De rechtbank verwerpt het standpunt van X dat de kosten onredelijk hoog zijn en niet in verhouding staan tot de latere betaling.

X dient op 28 april 2023 de BTW-aangifte in over het eerste kwartaal van 2023. Op basis van deze aangifte bedraagt de te betalen BTW € 114.979. X voldoet de te betalen BTW niet. Uiteindelijk wordt een dwangbevel uitgereikt met een totaalbedrag van € 118.446 en vervolgingskosten van € 10.566. X betaalt op 14 juli 2023 het bedrag van € 118.446. In geschil is of de vervolgingskosten van het dwangbevel van € 10.566 te hoog zijn opgelegd en of coulance geboden kan worden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vervolgingskosten van € 10.566 in lijn zijn met de geldende wetgeving en niet disproportioneel zijn. De ontvanger is bevoegd een dwangbevel uit te vaardigen en de kosten zijn conform art. 3 Kostenwet zijn berekend. Ook zijn de kosten niet onredelijk hoog zijn en staan zij in verhouding staan tot de latere betaling. De rechtbank is niet bevoegd om de kosten uit coulance-overwegingen te verminderen. X' beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 12

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Invordering

Editie: 5 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

75

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen