X heeft in 2004 via zijn eenmanszaak een ligboxenstal gerealiseerd op een kavel in Duitsland. In 2011 stond er € 592.780 aan onroerend goed op de balans van zijn eenmanszaak. In zijn IB-aangifte 2012, die hij pas in 2014 indient, is de waarde van de ligboxenstal tot nihil afgewaardeerd. In oktober 2012 tekent hij een koopovereenkomst waarbij de kavel – inclusief ligboxenstal – per 1 december 2012 wordt verkocht voor € 251.000. Volgens de FIOD is door het niet aangeven van deze opbrengst bij de aangifte IB 2012 en 2013 een belastingnadeel geleden van € 95.380. De verdediging eist vrijspraak en beroept zich – ten aanzien van de wijze van boekhouding, de wijze van waardering van het vermogen en de juridische constructies – op pleitbare standpunten.
Rechtbank Overijssel passeert het verweer van pleitbare standpunt, het doet niets af aan het aan X gemaakte verwijt. In zijn IB-aangifte 2012 heeft hij zijn investering tot nihil afgewaardeerd. Op het moment van indiening (juli 2014) wist hij dat zijn investering in ieder geval (zelfs een substantiële) opbrengst heeft gehad. Uit het taxatierapport van 2010 blijkt dat de ligboxenstal van alle bedrijfsgebouwen op het terrein het meest waardevolle was. Hierdoor heeft X een andere voorstelling van zaken gegeven. Hoewel de omvang van het belastingnadeel niet is vast te stellen staat het wel vast dat door de afwaardering tot nihil (aangifte 2012) en het niet vermelden van bijzondere baten (aangifte 2013) een aanzienlijk belastingnadeel is ontstaan. X heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door zijn IB-aangiften opzettelijk onjuist te doen. De rechtbank acht een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Overijssel
Editie: 10 november