Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verwerking van huishoudelijk afval door gemeente X een belaste prestatie is. X begeeft zich op een markt en handelt niet als overheid.
Gemeente X houdt zich bezig met het inzamelen en scheiden van huishoudelijk afval. De inzameling van het huishoudelijk afval betreft een verplichting op grond van de Wet milieubeheer. Het scheiden van het ingezamelde huishoudelijk afval betreft een contractuele verplichting met een derde, waarvoor X een vergoeding ontvangt. Op grond van het Besluit beheer verpakkingen 2014 is het verpakkend bedrijfsleven verantwoordelijk voor de gescheiden inname of de inname en nascheiding van de door hen in Nederland in de handel gebrachte verpakkingen en de door hen geïmporteerde verpakkingen waarvan zij zich in een kalenderjaar hebben ontdaan. X vermeldt deze activiteiten in het tijdvak 2015 tot en met 2019 niet in haar BTW-aangifte. Voor de op de activiteiten drukkende BTW ontvangt X een bijdrage uit het BCF. De inspecteur stelt dat sprake is van een belaste prestatie, legt naheffingsaanslagen op en vordert de bijdrage uit het BCF terug. In geschil is of de terugvorderingsbeschikkingen, de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen in stand kunnen blijven en, zo deze vraag bevestigend wordt beantwoord, of de naheffingsaanslagen dienen te worden verminderd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslagen en terugvorderingsbeschikkingen terecht heeft opgelegd. Er is sprake van een dienst onder bezwarende titel en deelname aan het economische verkeer. Volgens de rechtbank verricht gemeente X een dienst aan het verpakkende bedrijfsleven, omdat zij op grond van haar contractuele verplichting meer doet dan de inzameling van huishoudelijk afval waartoe zij op grond van de Wm verplicht is. Daarnaast is er een rechtstreeks verband tussen de diensten van X en de door haar ontvangen betalingen. Verder is er sprake van deelname aan het economische verkeer. Uit het feit dat gemeenten op grond van de Wet milieubeheer verplicht zijn om huishoudelijk afval in te zamelen, volgt immers nog niet dat marktpartijen niet bevoegd zouden zijn om huishoudelijk verpakkingsafval gescheiden in te zamelen of na de inzameling van het huishoudelijk afval het verpakkingsafval na te scheiden of het ingezamelde materiaal te registreren. Gemeenten zijn niet de enige die de dienst kunnen verrichten, waardoor sprake is van een markt. Ook handelt X met de hiervoor genoemde activiteiten niet als overheid, omdat geen sprake is van een specifiek voor X geldend juridisch regime. X' beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet. X' beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 9 februari
Informatiesoort: VN Vandaag