De Hoge Raad verwijst het geding ter beoordeling van de vraag tot wiens onderneming het schip behoort aan boord waarvan Rijnvarende X zijn werkzaamheden verricht.

Belanghebbende, X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in het jaar 2005 in Nederland. Van 8 juli 2005 tot en met 31 december 2005 was X als kapitein in loondienst bij de Luxemburgse J SARL (hierna: J). In die periode verrichtte X zijn werkzaamheden aan boord van het motortankschip K (hierna: het schip). Het schip is eigendom van L bv, gevestigd in Nederland (hierna: L) en werd met winstoogmerk gebruikt voor vrachtvervoer. Het schip beschikt in het jaar 2005 over een scheepspatent conform artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868. Op 21 juli 2006 is voor het schip een Rijnvaartverklaring afgegeven aan L als eigenaar van het schip. Op deze verklaring is bij "Exploitant" niets ingevuld. J heeft zich in het jaar 2005 niet gemeld als exploitant van het schip. Wel is voor het schip op 25 augustus 2006 een "certificat d'exploitant" afgegeven waarop J is vermeld als exploitant. Voor het hof was in geschil of X in de periode dat hij als kapitein voor J werkte in het jaar 2005 in Nederland verzekerd en premieplichtig was voor de volksverzekeringen. Het geschil spitste zich toe op de vraag tot welke onderneming het schip behoorde en wie daarvoor de bewijslast draagt. Volgens het hof heeft de inspecteur zijn stelling dat het schip behoort tot de onderneming van eigenaar L niet aannemelijk gemaakt. Het hoger beroep van de inspecteur wordt ongegrond verklaard. De staatssecretaris komt in cassatie. Volgens de Hoge Raad heeft het hof zijn uitspraak niet naar behoren gemotiveerd. Uit de bestreden uitspraak blijkt namelijk niet dat het hof onderzoek heeft gedaan naar de feiten die de inspecteur heeft gesteld betreffende de exploitatie van het schip door de Nederlandse eigenaar. Het betreft vooral de verwijzing van de inspecteur naar de jaarstukken van L, waaruit zou volgen dat deze omzet realiseert, de vrachtopbrengsten geniet, de onderhoudskosten van het schip draagt, personeel in dienst heeft en personeel inleent. Dit kan voor de beslissing van het geschil van belang zijn. Het cassatieberoep is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen