De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, dat met betrekking tot de Braziliaanse vorderingen geen aanleiding bestaat voor samenhangende waardering met de twee US$-leningen van de topholding, onvoldoende is gemotiveerd. Dit gezien de stellingen van de inspecteur.

X BV vormt samen met onder andere haar dochtervennootschappen H BV en E BV een fiscale eenheid voor de VPB. X BV heeft ultimo 2012 diverse vorderingen en schulden in US$ op haar balans en heeft valutatermijncontracten afgesloten ter afdekking van het valutarisico. X BV waardeert de vorderingen en schulden in US$ tegen historische kostprijs of lagere bedrijfswaarde. Valutawinsten en -verliezen rekent X BV geheel tot haar belastbare winst. In geschil is of de vorderingen en schulden vanwege de feitelijke correlatie tussen beide in samenhang moeten worden gewaardeerd. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat alle in US$ luidende activa en passiva niet per definitie samenhangend moeten worden gewaardeerd. Vervolgens stelt het hof vast dat voor de twee US$-leningen van de topholding en enkele valutatermijncontracten geldt dat deze samenhangend moeten worden gewaardeerd. Voor enkele vorderingen die X BV heeft op een Braziliaanse deelneming geldt volgens het hof dat deze in geen enkel zakelijk verband staan met de twee US$-leningen van de topholding. Hiervoor bestaat geen aanleiding voor een samenhangende waardering. De staatssecretaris en X BV gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, dat met betrekking tot de Braziliaanse vorderingen geen aanleiding bestaat voor samenhangende waardering met de twee US$-leningen van de topholding, onvoldoende is gemotiveerd. De inspecteur stelt namelijk dat de topholding bij voortduring ernaar streeft US$-risico’s op concernniveau door middel van hedging af te dekken en dat dit niet alleen plaatsvindt door middel van afdekkingsinstrumenten maar dat dollarposities op concernniveau worden bezien. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie van X BV wordt ongegrond verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8b

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 18 april

Informatiesoort: VN Vandaag

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

556

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen