De Hoge Raad beslist dat een verwijzingshof moet onderzoeken of de niet betaling van de verschuldigde belasting door de bv te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van feitelijk bestuurder X.

Naar aanleiding van de bevindingen van een onderzoek in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid wordt belanghebbende, voormalig aandeelhouder X, als feitelijk bestuurder van de bv aangemerkt. X wordt vervolgens, door de ontvanger, aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven belastingschulden van de bv. Hof ’s-Hertogenbosch beslist in navolging van de rechtbank dat de ontvanger aannemelijk heeft gemaakt dat X feitelijk bestuurder was van de bv. De niet betaling van de verschuldigde belasting is het gevolg van aan X te wijten onbehoorlijk bestuur. Het hoger beroep van X is ongegrond. X komt in cassatie.

Volgens de Hoge Raad heeft het hof zijn oordeel dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur ontoereikend gemotiveerd. Het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op een rapport dat is opgemaakt van een bij de bv ingesteld onderzoek betreffende de omzetbelasting over het jaar 2010. Uit dit rapport en de daarop gebaseerde overwegingen van het hof blijkt niet dat X door zijn onbehoorlijk bestuur bewerkstelligd heeft dat de door de bv verschuldigde belastingen niet (volledig) zijn betaald. Het cassatieberoep is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen