De Hoge Raad oordeelt dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen aan een schuld als het, uitlenende, verbonden lichaam een financiële spilfunctie vervult. Nu het hof de stelling van X hierover niet heeft behandeld, is zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.
Het Zweedse B AB is de topholding van een concern waartoe ook belanghebbende, X bv, behoort. In 2004 deelt het concern mee dat ze C SpA, haar Italiaanse vennootschap, van de Italiaanse beurs wil halen. Om dit doel te bereiken richt D, de adviseur van het concern, een Italiaanse vennootschap op: K. Vervolgens worden aandelen met een nominale waarde van € 110.000 aan X bv uitgegeven en wordt een agio van ruim € 237 mln op die aandelen gestort. De financiering van één en ander is door X bv ter beschikking gesteld. D verkoopt de aandelen E SpA vervolgens aan X bv. K koopt daarna beursgenoteerde aandelen C SpA en X bv koopt de resterende beursgenoteerde aandelen. Voor de verwerving van de beursgenoteerde aandelen C SpA is uiteindelijk ruim € 237 mln betaald. De middelen hiertoe zijn verstrekt door F AB (de afdeling Treasury), een met X bv verbonden rechtspersoon. X bv brengt in 2005 de door haar betaalde rente in aftrek op haar winst. De inspecteur staat de renteaftrek echter niet toe, omdat het uiteindelijke belang van X bv in K niet is gewijzigd (art. 10a lid 2 onderdeel b Wet VPB 1969). X bv stelt dat haar belang in K, door de overname van de aandelen van D, is uitgebreid van 0% naar 100%. Verder vervult de afdeling Treasury, die het geld aan haar heeft uitgeleend, volgens X bv een financiële spilfunctie binnen het concern. Ook is de aftrek van de rente voor het jaar 2008 in geschil. De inspecteur staat de renteaftrek niet toe, omdat de rente niet aftrekbaar is op grond van art. 10a lid 1 Wet VPB 1969. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rente op de lening om de beursgenoteerde aandelen C SpA te verwerven slechts voor een deel (over de periode 1 januari 2005 - 22 december 2005) aftrekbaar is. Verder is het hof van mening dat X bv niet aannemelijk maakt dat de leningen overwegend om zakelijke redenen zijn aangegaan. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen aan een schuld als het, uitlenende, verbonden lichaam een financiële spilfunctie vervult. De Hoge Raad zet vervolgens uiteen onder welke omstandigheden een verbonden lichaam met zijn financieringsactiviteiten een financiële spilfunctie vervult. Als sprake is van een financiële spilfunctie, liggen in principe in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag aan de verstrekte lening. Nu het hof in zijn oordeel niet is ingegaan op de stelling van X bv dat Treasury binnen het concern een financiële spilfunctie vervult, heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 6 maart
Carrousel: Carrousel