Belanghebbende, X bv, exploiteert kansspelautomaten. De speelautomaten staan in eigen casino's, gokhallen en horecagelegenheden. Het betreft automaten met spellen voor individuele spelers, maar ook automaten met spellen voor meerdere spelers, zoals roulette. X bv is van mening dat zij geen btw verschuldigd is over de opbrengst die zij met haar speelautomaten heeft behaald. Volgens X bv is de btw-heffing over de omzet uit speelautomaten in strijd met het EU-recht en zou de btw-vrijstelling die geldt voor casinospelen en internetgokspelen, ook voor haar diensten moeten gelden. Rechtbank Breda oordeelt dat de modale consument casinospelen niet als gelijksoortig aan spelen met een speelautomaat zal ervaren. Volgens de rechtbank heeft de wetgever het neutraliteitsbeginsel - en daarmee het EU-recht - dan ook niet geschonden door gokken via speelautomaten uit te zonderen van de btw-vrijstelling, en casinospelen en internetgokken niet. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de wetgever het fiscale neutraliteitsbeginsel - en daarmee het EU-recht - wel heeft geschonden door de opbrengst uit het roulettespel, dat bij X bv wordt gespeeld op multiplayers, te belasten met btw. Volgens het hof verschilt de omvang van de inleg namelijk niet wezenlijk bij het roulettespel dat bij X bv kan worden gespeeld, en het roulettespel dat bij Holland Casino wordt gespeeld. Voor blackjack en poker geldt volgens het hof dat het fiscale neutraliteitsbeginsel niet is geschonden. Het hof verleent een btw-teruggaaf van ruim € 4,6 mln aan X bv.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof een te beperkte toets heeft aangelegd. X bv stelt namelijk dat de wetgever in strijd met het EU-recht heeft gehandeld door een onderscheid te maken tussen twee categorieën kansspelen: kansspelen die worden beoefend met gebruikmaking van een speelautomaat en kansspelen die op andere wijze worden beoefend. Volgens de Hoge Raad heeft het hof nagelaten een oordeel te geven over het antwoord op de vraag of het fiscale neutraliteitsbeginsel zich verzet tegen dit algemene onderscheid. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11