Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aanspraak op een verzekering voor dienstreizen onder de gerichte vrijstelling voor tijdelijk verblijf kan worden gebracht, nu deze aanspraak niet ongebruikelijk hoog is.

De echtgenoot van belanghebbende overlijdt als gevolg van een hondenbeet tijdens een dienstreis. Daarop volgend ontvangt belanghebbende (en de kinderen) een bedrag uit een verzekering die de werkgever voor dienstreizen heeft gesloten. Deze verzekering maakt deel uit van de arbeidsvoorwaarden. Op de verzekeringsuitkering wordt, voor zover het 3 maandsalarissen overstijgt, 52% loonheffing ingehouden. Belanghebbende maakt in de IB-sfeer bezwaar tegen deze inhouding. De premie voor de verzekering bedraagt € 500 per jaar voor drie werknemers.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aanspraak op de verzekering valt onder de gerichte vrijstelling voor dienstreizen nu het een verzekering voor zakelijke reizen betreft. De aanspraak op deze verzekering is niet ongebruikelijk hoog en maakt onderdeel uit van de arbeidsvoorwaarden van de werkgever en over de premie is geen loonheffing berekend en afgedragen. Gezien het versoepelde beleid van de Belastingdienst ten aanzien van aanwijzen van gerichte vrijstellingen én het feit dat het voor belanghebbende onmogelijk zal zijn om te bewijzen dat de werkgever in 2013 heeft voldaan aan de destijds geldende administratieve verplichtingen omtrent aanwijzen, acht de rechtbank aannemelijk dat de gerichte vrijstelling van toepassing was op de aanspraak. De uitkering is dan ook niet belast. De omkeerregeling is immers niet van toepassing.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 13 juli

31

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen