Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep van X ontvankelijk is. De inspecteur heeft de verzending van de uitspraak op bezwaar niet aannemelijk gemaakt.

De inspecteur legt over het jaar 2007 een navorderingsaanslag IB/PVV, en over de jaren 2008-2012 aanslagen IB/PVV op aan X. De door X gemaakte bezwaren verklaart de inspecteur niet-ontvankelijk. De uitspraak op bezwaar heeft de dagtekening 25 maart 2019. De rechtbank ontvangt het beroep van X pas op 22 november 2021. X stelt dat hij de uitspraak op bezwaar pas als bijlage bij een brief van de ontvanger met dagtekening 19 oktober 2021 ontving. In geschil is of het beroep van X ontvankelijk is en, zo ja, of X aanspraak maakt op een immateriëleschadevergoeding.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep van X ontvankelijk is. In de stelling van X dat hij de uitspraak op bezwaar pas later ontving, ligt een betwisting van de verzending van het besluit door de inspecteur begrepen. In dat geval moet de inspecteur de verzending aannemelijk maken. Hij heeft geen verzendadministratie overgelegd en daarom niet aan zijn bewijslast voldaan. Het is evenmin gebleken dat X de brief eerder dan 22 november 2021 heeft ontvangen. Het beroepschrift is dus tijdig ingediend. Gelet op de datum van ontvangst van het eerste bezwaarschrift (8 maart 2013) en de datum van deze uitspraak (27 november 2024) is de redelijke termijn overschreden. De redelijk termijn wordt echter wel verlengd vanwege de aanhouding van de behandeling van de zaak in afwachting van een rechterlijke uitspraak. X heeft hierdoor recht op een immateriëleschadevergoeding van € 4500. X' beroep is gegrond.

Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 2 januari

333

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen