Belanghebbende, X, stelt op 2 april 2015 hoger beroep in tegen een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2015. Het hoger beroep komt op 3 april 2015 bij de rechtbank binnen en (na doorzending) op 7 april 2015 bij Hof 's-Hertogenbosch. De termijn voor hoger beroep eindigde op 31 maart 2015. Het hof verklaart het hoger beroep na een vereenvoudigde behandeling niet-ontvankelijk. In verzet stelt X dat zijn verzoeken aan de Belastingdienst om uitstel van betaling aangemerkt moeten worden als een (tijdig ingediend) hoger beroepschrift.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het verzoek van X aan de Belastingdienst om uitstel van betaling niet is aan te merken als hoger beroepschrift. De inspecteur was niet gehouden (een van de) de brieven waarin X verzoekt om uitstel, aan te merken als een hoger beroepschrift, dat vervolgens naar het hof behoorde te worden doorgestuurd. Er is volgens het hof dan ook geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in art. 6:11 van de Awb. Het verzet van X is ongegrond, de niet-ontvankelijkverklaring blijft in stand.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:15