Belanghebbende, X, woont in België en drijft in Nederland een onderneming. In België is X personenbelasting verschuldigd. Hij is van mening dat Nederland een tegemoetkoming voor de Belgische personenbelasting moet verlenen, omdat Duitsland ook een tegemoetkoming verleent voor de geheven Belgische personenbelasting aan Belgische inwoners die in Duitsland werken. Rechtbank Breda oordeelt dat Nederland geen tegemoetkoming voor de Belgische personenbelasting hoeft te verlenen. Het gelijk is aan de inspecteur. Ter zitting voor het hof geeft X aan dat hij wil opteren voor de binnenlandse belastingplicht en dat hij niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen. X stelt daarbij dat het College van zorgverzekeringen geen vergoeding toekent van kosten die door buitenlandse zorgaanbieders aan hem in rekening worden gebracht.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 1 februari 2013, 11/00403, V-N Vandaag 2013/592) oordeelt dat X verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen, omdat X winst uit een Nederlandse onderneming geniet. Verder merkt het hof nog op dat X zijn stelling dat het College van zorgverzekeringen bepaalde kosten niet vergoedt, niet heeft onderbouwd. Het hof is het wel met X eens dat hij in hoger beroep nog kan opteren voor de binnenlandse belastingplicht. Dientengevolge vermindert het hof de aanslag nog. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6
Wet inkomstenbelasting 2001 2.5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 november