X verhuurt winkelpanden. De waarde van de panden geeft X in zijn IB-aangiften aan als onderdeel van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Medio 2013 verzoekt X om ambtshalve de IB-aanslagen 2001-2005 te verminderen. Volgens X zijn namelijk te hoge waarden in aanmerking genomen voor de winkelpanden. De inspecteur verklaart het verzoek van X om ambtshalve vermindering niet-ontvankelijk.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur het verzoek van X om de aanslagen ambtshalve verminderen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het verzoek is namelijk buiten de daarvoor geldende vijfjaarstermijn gedaan. De rechtbank wijst er hierbij op dat tegen de beslissing van de inspecteur geen bezwaar en beroep openstaat. Verder merkt de rechtbank op dat art. 9.6 lid 3 Wet IB 2001 in casu nog niet van toepassing is. Deze bepaling geldt namelijk pas voor IB-aanslagen ter zake van tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2010. De rechtbank verklaart het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve te verminderen ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6