Belanghebbende, X, wordt bij beschikking van 2 december 2010 aansprakelijk gesteld belastingschulden van een vennootschap. Per uitspraak van 28 april 2011 wijst de ontvanger het bezwaar van X tegen de aansprakelijkstelling af. Eind mei 2011 geeft X in een brief aan de ontvanger aan dat hij bereid is in 12 maanden een bedrag van € 50.000 te voldoen om verdere procedures te voorkomen. De ontvanger wijst dit verzoek om een betalingsregeling af omdat X niet tijdig de gevraagde aanvullende informatie verstrekt. In geschil is of de brief van eind mei 2011 gezien moet worden als (tijdig) beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar van 28 april 2011.
Hof Amsterdam oordeelt dat het na de uitspraak op bezwaar gedane verzoek aan de ontvanger tot het treffen van een betalingsregeling geen beroep is tegen de uitspraak op bezwaar. Het hof onderschrijft de overweging van de rechtbank dat X met de brief juist beoogde een beroepsprocedure te voorkomen en dat het geschrift dus niet kan doorgaan voor een beroepschrift (HR 5 januari 2007, nr. 42.861). Het hof verwerpt de stelling van de gemachtigde van X dat laatgenoemde met de zinsnede ‘Hoewel de aansprakelijkstelling door mij formeel wordt betwist' (mede) heeft beoogd beroep in te stellen. Het hof overweegt dat deze zinsnede wordt gevolgd door de mededeling van X dat hij een regeling wil treffen om een proces te voorkomen. Uit de bewoordingen van de brief leidt het hof af dat deze is gericht op het treffen van een betalingsregeling en niet op het aanwenden van een rechtsmiddel. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5