X schrijft in maart 2017 een factuur uit voor de verkoop van belminuten met een bedrag aan omzetbelasting van € 1.278.033. Als uit boekenonderzoek blijkt dat deze btw niet is voldaan, legt de inspecteur een naheffingsaanslag op die inmiddels onherroepelijk vaststaat. In 2021 maakt X voor hetzelfde bedrag als de factuur uit 2017 een creditfactuur en vraagt hij de inspecteur om teruggaaf van de op deze creditfactuur vermelde omzetbelasting van € 1.278.033.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het verzoek van X om teruggaaf dan wel herziening van omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2017 te laat is ingediend. Het verzoek is op 22 juni 2021 ingediend en dat is buiten de termijn van zes weken die hiervoor staat. Nu X geen geldige redenen heeft aangevoerd voor de te late indiening, is het verzoek terecht niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover het beroep van X gericht is tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering, dan is de rechtbank niet bevoegd. Het verzoek van X om een ISV wijst de rechtbank af nu de tweejaarstermijn voor bezwaar en beroep samen (net) niet overschreden is.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 30
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 15 juni