X komt in hoger beroep bij de Raad van State tegen een uitspraak van Rechtbank Rotterdam in een Woo-zaak.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart een verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk wegens het gebruik van ongepaste, beledigende en dreigende teksten door X. De voorzieningenrechter constateert dat X zich in diverse processtukken en tijdens zittingen op ernstige wijze beledigend, dreigend en denigrerend heeft uitgelaten over rechters en andere betrokkenen. Hij gebruikt termen als “domme huilrechter”, “corrupt”, en roept op tot “hooivorken en fakkels, pek en veren”. Ook richt hij e-mails rechtstreeks aan rechters met het kennelijke doel hen onder druk te zetten. Ondanks herhaalde waarschuwingen blijft X dit gedrag vertonen. Dergelijk taalgebruik schendt het beginsel van behoorlijke procesvoering. Op basis van jurisprudentie van onder andere het EHRM kan dit leiden tot niet-ontvankelijkverklaring. Nu sprake is van systematisch grensoverschrijdend gedrag, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Als X in de toekomst een inhoudelijke behandeling wenst, moet hij geen ongepaste, beledigende en dreigende passages in zijn stukken opnemen en zich op zitting fatsoenlijk gedragen.
Wetsartikelen:
Burgerlijk Wetboek Boek 3 3:13
Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 29 april
Informatiesoort: VN Vandaag