De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek van de heer X om prorogatie niet betekent dat de inspecteur uitspraak op bezwaar kon doen zonder X te horen en rechtvaardigt evenmin de gevolgtrekking van het hof dat als gevolg van dit verzuim aan de zijde van X geen sprake was geweest van benadeling. Met de wijziging van de Wet MRB per 1 januari 2014 is een legitiem doel in het algemeen belang nagestreefd en deze is niet van iedere redelijke grond ontbloot.

De heer X is houder van een personenauto die op benzine rijdt en die in 1979 voor het eerst tot de weg is toegelaten. In 2009 is aan X een MRB-vrijstellingsbeschikking ‘25 jaar en ouder' afgegeven. Vanaf 1 januari 2014 geldt de vrijstelling alleen nog voor motorrijtuigen die ten minste 40 jaar oud zijn. X maakt gebruik van de overgangsregeling, waartoe hij in 2014 het kwarttarief van € 120 heeft betaald. X mag aldus geen gebruik van de weg maken in de maanden januari, februari en december. In geschil is of X terecht voortzetting van de oude vrijstelling claimt. In het bezwaarschrift heeft X de inspecteur verzocht om in te stemmen met het rechtstreeks tegen de voldoening instellen van beroep bij de rechtbank (verzoek om prorogatie). De inspecteur heeft dit verzoek alsmede het bezwaar afgewezen, waarbij X niet voorafgaand is gehoord. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de vrijstelling door de wetswijziging per 1 januari 2014 van rechtswege komen te vervallen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de beschikking niet expliciet hoefde te worden ingetrokken. De wetswijziging is ook niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Het beroep van X is slechts gegrond, omdat de inspecteur ten onrechte heeft afgezien van het horen van X. X is hierdoor echter niet benadeeld. In het verzoek om prorogatie ligt namelijk besloten dat X geen behoefte had aan overleg met de inspecteur over de door hem aangevoerde bezwaren. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek om prorogatie bij de rechtbank niet betekent dat de inspecteur uitspraak op bezwaar kon doen zonder X te horen en rechtvaardigt evenmin de gevolgtrekking van het hof dat als gevolg van dit verzuim aan de zijde van X geen sprake was geweest van benadeling. Dit kan echter niet tot cassatie leiden. Het door X aan het hof gedane schriftelijke verzoek om een versnelde behandeling en om de zaak af te doen zonder onderzoek ter zitting, laten namelijk geen andere conclusie toe dan dat X met de inspecteur (uiteindelijk) geen verschil van mening had over de van belang zijnde feiten en/of over de waardering daarvan en dat de geschilpunten enkel de beantwoording van rechtsvragen betroffen en dat X in die zin niet is benadeeld. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. Zo is met de wetswijziging een legitiem doel in het algemeen belang nagestreefd en is de wetswijziging niet van iedere redelijke grond ontbloot. Dat heeft evenzeer te gelden voor de keuze van de wetgever om de vrijstelling te beperken tot auto's die 40 jaar of ouder zijn en voor diens keuze om geen onderscheid te maken tussen zogenoemde hobby–auto's en auto's voor dagelijks gebruik. Het 'verbod' in de overgangsregeling om in de maanden januari, februari en december met een jonge oldtimer gebruik te maken van de openbare weg in Nederland is voorts niet in strijd is met het EU-recht op het vrije verkeer van personen. Het betreft namelijk een 'interne situatie'.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 25

Algemene wet bestuursrecht 7:1a

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 72

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 27 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen