Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het hoorrecht niet heeft geschonden. De inspecteur heeft X daarvoor voldoende gelegenheid gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak terug te verwijzen naar de inspecteur om alsnog gehoord te worden.

X staakt in 2009 zijn onderneming. De kwestie is na een beroepsprocedure afgerond. X legt zich neer bij de hofuitspraak voor de fiscale gevolgen van de staking. Voor het jaar 2017 neemt X het standpunt in dat in dat jaar zijn onderneming is gestaakt in plaats van in 2009. De inspecteur volgt dat standpunt niet bij de aanslagregeling. X komt daartegen tevergeefs in bezwaar en beroep en gaat niet in hoger beroep. Later in 2022 dient X opnieuw een aangifte IB/PVV 2017 in die uiteindelijk als ambtshalve verzoek wordt behandeld en afgewezen. X komt daartegen tevergeefs in bezwaar, zonder hoorgesprek, en komt in beroep.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de kwestie al is beslecht door het hof voor 2009. Voorts heeft de inspecteur het hoorrecht niet heeft geschonden. De inspecteur heeft X voldoende gelegenheid gegeven om gehoord te worden. De rechtbank ziet geen aanleiding de zaak terug te verwijzen naar de inspecteur om alsnog gehoord te worden. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Algemene wet bestuursrecht 7:10

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 26 april

Informatiesoort: VN Vandaag

280

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen