Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de jurisprudentie over het woningbegrip uit de OZB niet van toepassing is op het begrip woonruimte in de zin van de Waterschapswet. Laatstgenoemde wet heeft een eigen definitie en op basis daarvan is het verzorgingshuis van X terecht aangemerkt als bedrijfsruimte.

X is een vennootschap onder firma die een pand gebruikt waarin zorgbehoevende ouderen duurzaam wonen. In geschil is de aanslag zuiveringsheffing voor dit pand. X stelt dat het pand een woonruimte is en dat de aanslag dus ten onrechte is opgelegd naar het hogere tarief voor bedrijfsruimten.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de jurisprudentie over het woningbegrip uit de OZB niet van toepassing is op het begrip woonruimte in de zin van de Waterschapswet. Deze wet kent een eigen begrippenkader dat afwijkt van dat in de Gemeentewet. In dit geval is voor de vraag of het verzorgingshuis van X kwalificeert als woonruimte van belang of de bewoners gezamenlijk zijn aan te merken als een gezin of een met een gezin op één lijn staande leefeenheid. De rechtbank meent dat dit niet het geval is omdat de bewoners geen gezamenlijke huishouding voeren, hetgeen blijkt uit het feit dat ze gescheiden van elkaar leven en hun eigen financiën regelen. Gelet op het voorgaande heeft het waterschap de aanslag terecht opgelegd op basis van het tarief voor bedrijfsruimten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 17 oktober

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen