Rechtbank Noord-Holland vermindert de verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte rekening houdende met de geringe draagkracht van X.
Aan X wordt een voorlopige aanslag IB/PVV 2016 opgelegd. Deze resulteert in een voorlopige teruggaaf die in 2016 in maandelijkse termijnen is uitbetaald. De in geschil zijnde aanslag IB/PVV 2016 van € 2.857 wordt conform de aangifte vastgesteld. Daarbij wordt een verzuimboete van € 369 opgelegd. In geschil is of de aanslag IB/PVV 2016 op juiste wijze tot stand is gekomen. Volgens X heeft zij de Belastingdienst meermalen verzocht om de voorlopige teruggaven stop te zetten, maar is de Belastingdienst doorgegaan met verrekening van de voorlopige teruggaven met andere belastingschulden. De inspecteur betwist X' verzoeken tot het stopzetten van de voorlopige teruggaaf over 2016.
Volgens Rechtbank Noord-Holland is de hoogte van de aanslag niet in geschil. X maakt vervolgens niet aannemelijk dat zij met betrekking tot het jaar 2016 een schriftelijk verzoek tot stopzetting van de voorlopige teruggaven of een verzoek om herziening heeft ingediend. De aanslag is niet op onjuiste wijze tot stand gekomen. De verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte is terecht maar wordt gematigd tot € 50 in verband met de geringe draagkracht van X. Het beroep is in die zin gegrond.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 17 november