Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ontvangst van de informatie uit Nieuw-Zeeland dat X daar bankrekeningen aanhoudt een nieuw feit is dat navordering rechtvaardigt.

Belanghebbende, X, woont in de jaren 2014 tot en met 2019 in Nederland. In de jaren daarvoor woonde zij in Nieuw-Zeeland. In haar aangiften IB/PVV 2014 tot en met 2019 geeft zij geen vermogensbestanddelen in box 3 aan. De inspecteur legt aan X (navorderings)aanslagen en boeten op wegens niet aangegeven bankrekeningen in Nieuw-Zeeland.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ontvangst van de informatie uit Nieuw-Zeeland over de bankrekeningen van X een nieuw feit is dat navordering rechtvaardigt. Er is geen sprake van dubbele heffing, omdat de inspecteur rekening heeft gehouden met en aftrek heeft verleend voor de in Nieuw-Zeeland ingehouden belasting. De navorderingsaanslagen voor de jaren 2014 en 2016 zijn terecht en naar een juist bedrag opgelegd. De bijbehorende boeten dienen wel verminderd te worden omdat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden. Het beroep van X is gegrond in verband met de box 3-heffing over de jaren 2017, 2018 en 2019. Voor het overige is het beroep ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 10 augustus

333

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen