X en zijn broer zijn betrokken bij de exploitatie van een aantal coffeeshops. X woont in Thailand en houdt de aandelen in vier coffeeshops via een Luxemburgse vennootschap. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek stelt de inspecteur vast dat X de winsten van de coffeeshops afroomt door hogere uitgaven als inkoopkosten in de boekhouding te verantwoorden dan de werkelijke kosten. De inspecteur legt daarom IB-(navorderings)aanslagen 2012 - 2014 op aan X. Volgens de inspecteur is daarbij sprake van een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het door X genoten afroominkomen niet kan worden aangemerkt als een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang. De vennootschap waaruit X het inkomen geniet is namelijk in Luxemburg gevestigd, zodat dit inkomen, op grond van art. 7.5 Wet IB 2001 niet in Nederland is belast. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen optierecht houdt op aandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap. Volgens het hof heeft X namelijk in 2012 geen rechtstreeks optierecht op de aandelen in de vennootschappen verkregen. De stelling van de inspecteur dat dit wel het geval is, wordt verworpen. Ook de stelling van de inspecteur dat sprake is van een schijnconstructie kan hem niet baten. Ook in dat geval houdt X namelijk aandelen in een niet in Nederland gevestigde vennootschap. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.5
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 27 november
Informatiesoort: VN Vandaag