Naast zijn fulltime dienstbetrekking bij een baggerbedrijf, is belanghebbende, X, ook firmant van vof D. De activiteiten van D bestaan uit staandwant visserij. In de jaren 2009 - 2018 realiseert D een omzet van in totaal € 37.000. Hiervan ziet € 25.000 op incidentele baten, zoals de verkoop van een boot en een vislicentie. In die jaren is een verlies geleden van in toaal € 218.000. De inspecteur accepteert het verlies over de jaren 2014 en 2015 niet, omdat er volgens hem geen sprake is van een bron van inkomen.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. De activiteiten van D kunnen niet worden aangemerkt als een bron van inkomen. Ondanks alle goede intenties van X en zijn medefirmant komt het niet tot een levensvatbare onderneming. X wijst steeds op alle tegenslagen die de onderneming sinds de start heeft ondervonden, zoals de brand in de loods, maar maakt volgens het hof X niet duidelijk waarom de activiteiten tot voordeel zouden kunnen leiden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4