Het HvJ EU oordeelt dat het VK niet kan verbieden dat GMAC zich voor een handeling op de rechtstreekse werking van art. 11 C lid 1 eerste alinea Zesde btw-richtlijn beroept. Hieraan doet volgens het HvJ EU niet af dat GMAC zich op bepalingen van nationaal recht kan beroepen voor een andere handeling betreffende dezelfde goederen.

GMAC UK plc is actief in de huurkoop van auto's. Indien particulieren de aankoop van hun auto willen financieren, kunnen ze terecht bij GMAC. Bij een dergelijke transactie verkoopt de autohandelaar de auto aan GMAC, die de auto vervolgens aan de particulier levert op grond van een huurkoopovereenkomst. Beide leveringen zijn in het VK onderworpen aan het normale btw-tarief. Als de particulier niet aan zijn verplichtingen voldoet wordt de auto openbaar verkocht en wordt de opbrengst verrekend met de openstaande schuld. Ter zake van deze openbare verkoop is geen btw verschuldigd. Bij de minnelijke ontbinding van de huurkoopovereenkomst neemt de Britse fiscus (op grond van bepaalde Regulations) steeds aan dat GMAC de huurkoop verricht in ruil voor een tegenprestatie verminderd met de opbrengst van de wederverkoop. Sinds een uitspraak van de High Court of Justice uit 2004 in een andere procedure van GMAC, is deze regeling echter ook van toepassing als GMAC de auto openbaar verkoopt vanwege wanprestatie van de huurkoper. Dit heeft tot gevolg dat GMAC de btw over de opbrengst van de openbare verkoop niet hoeft te voldoen, en dat GMAC een voordeel geniet omdat uiteindelijk minder btw verschuldigd is dan wanneer de Zesde richtlijn correct zou zijn omgezet. GMAC spant vervolgens nog een procedure aan. In deze procedure beroept GMAC zich op de rechtstreekse werking van art. 11 C lid 1 eerste alinea Zesde btw-richtlijn. Volgens de Britse fiscus is dit niet mogelijk omdat hierdoor een fiscaal resultaat ontstaat dat noch het nationaal recht, noch de Zesde btw-richtlijn, indien afzonderlijk toegepast op deze handelingen, teweegbrengt of beoogt teweeg te brengen. De Britse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat het VK niet kan verbieden dat GMAC zich voor een handeling op de rechtstreekse werking van art. 11 C lid 1 eerste alinea Zesde btw-richtlijn beroept. Hieraan doet volgens het HvJ EU niet af dat GMAC zich op bepalingen van nationaal recht kan beroepen voor een andere handeling betreffende dezelfde goederen. Ook is niet van belang volgens het HvJ EU dat bij toepassing van deze bepalingen globaal gezien een fiscaal resultaat ontstaat dat noch het nationaal recht, noch de Zesde btw-richtlijn, indien afzonderlijk toegepast op deze handelingen, teweegbrengt of beoogt teweeg te brengen.

[Bron Uitspraak]

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 5 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen