De heer X exploiteert in vof-verband zogenaamde growshops. Daarnaast wordt gehandeld in illegale hennepstekjes. Voor dit laatste is X inmiddels strafrechtelijk veroordeeld. Volgens de inspecteur is er op grote schaal in stekjes gehandeld en is de administratie bewust vernietigd. In geschil is de aan X opgelegde IB-navorderingsaanslag over 2004, alsmede de vergrijpboete van 50%. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X niet voldoet aan zijn administratieve verplichtingen, zodat de bewijslast moet worden omgekeerd. De boete wordt gematigd tot 25%. Hof Amsterdam verwerpt het verweer van X dat gratis in de stekjes werd bemiddeld om klanten van de growshops van dienst te zijn. De handel werd namelijk actief door de vennoten vanuit de growshops georganiseerd. X stelt in cassatie dat door het hof ten onrechte geen acht is geslagen op een door X nader ingediend stuk. De Hoge Raad oordeelt dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, aangezien in het procesdossier een soortgelijke brief zit die de gemachtigde aan het hof heeft gezonden in de zaak van een andere belanghebbende (nr. 10/00309). Deze brief bevat dezelfde inhoud als de brief waarvan X stelt dat deze is gezonden naar het hof in de zaak van X. Aangezien beide zaken met instemming van partijen gelijktijdig zijn behandeld, en in de uitspraak is opgemerkt dat al hetgeen in een van beide zaken is vermeld of verklaard, geacht wordt eveneens te zijn vermeld of verklaard in de andere zaak, heeft het hof de inhoud van de brief van X dus wel meegewogen. Het maakt niet uit dat het hof van dat stuk geen melding maakt in zijn uitspraak. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:69
Algemene wet bestuursrecht 8:58