X cv exploiteert een gebouwencomplex, bestaande uit een voetbalstadion met de daarbij behorende voorzieningen. In het stadion is ook een museum gevestigd van de voetbalclub die in het stadion zijn wedstrijden speelt. X cv verhuurt het stadion aan derden voor het houden van sportwedstrijden en incidenteel voor optredens van uitvoerende kunstenaars. Verder verzorgt X cv tegen vergoeding rondleidingen (tours) in het complex. De tours bestaan uit een rondleiding door het complex en een bezoek aan het museum. Na afloop van de rondleiding kunnen deelnemers onbeperkt en zonder gids het museum bezoeken. In geschil is of de rondleidingen die X organiseert in het voetbalstadion, vallen onder het verlaagde btw-tarief. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond en verwijzing volgt. Verwijzingshof 's-Gravenhage overweegt dat het verlaagde tarief van 6% wél op de rondleidingen van toepassing. Naar aanleiding van het voor de tweede keer door de staatssecretaris ingestelde beroep in cassatie heeft Advocaat-Generaal (A-G) van Hilten een conclusie genomen. Volgens de A-G laten de stukken van het geding en de vaststaande feiten geen andere conclusie toe dan dat het complex geen museum is in de zin van Tabel I, post b.14 onderdeel c, bij de Wet OB 1968. Het complex bestaat namelijk niet uit een ‘samenhangende collectie goederen'. Ook is daarin evenmin een zodanige collectie tentoongesteld, afgezien wellicht van de collectie die in het museum van de voetbalclub aanwezig is. Daarvan moet echter in deze fase van de procedure worden aangenomen dat het verlenen van toegang daartoe van ondergeschikt belang is. Het verlaagde tarief voor musea is niet toepasbaar op de rondleidingen. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek naar de door het hof nog niet behandelde stellingen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 mei