Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de statutaire zetel van X zich op 12 april 2001 in Nederland bevindt. De plaats van het centrale bestuur en de plaats waar de bestuurders van de vennootschap vergaderen, bevinden zich op deze datum namelijk in Nederland.

X vof meldt zich in 1996 aan als btw-ondernemer, en geeft daarbij aan dat zij handelt in onroerende zaken. Haar vennoten wonen in het buitenland. In 1997 koopt X een bouwterrein. De daarbij in rekening gebrachte btw brengt zij in aftrek. In 2001 verkoopt X het bouwterrein. Bij notariële akten van 12 april 2001 levert X het bouwterrein aan twee verschillende kopers, die btw-ondernemer zijn. In 2006 legt de inspecteur btw-naheffingsaanslagen op aan X, omdat X de btw ter zake van de verkoop van het bouwterrein niet heeft afgedragen. X stelt dat zij geen btw-ondernemer is. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X, in ieder geval in het jaar 2001, btw-ondernemer is. Vervolgens stelt het hof vast dat de akten moeten worden aangemerkt als een factuur in de zin van art. 37 Wet OB 1968, en dat X btw is verschuldigd, omdat in de akten melding wordt gemaakt van btw. De btw-naheffingsaanslagen zijn dan ook terecht opgelegd. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de akten niet kunnen worden aangemerkt als een factuur in de zin van art. 37 Wet OB 1968, en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch. Het verwijzingshof moet de stelling van X onderzoeken dat zij op 12 april 2001 niet in Nederland is gevestigd.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur, met het inbrengen van het uittreksel uit het KvK-register, aannemelijk maakt dat de statutaire zetel van X zich op 12 april 2001 in Nederland bevindt. Hierbij wijst het hof er op dat uit hetgeen de inspecteur inbrengt, valt af te leiden dat de plaats van het centrale bestuur en de plaats waar de bestuurders van de vennootschap vergaderen zich op deze datum in Nederland bevinden. Dit geldt ook voor plaats waar het algemene beleid van X wordt bepaald en de plaats waar de financiële en vooral de bankzaken hoofdzakelijk worden geregeld. Dat de vennoten in Duitsland en Nieuw-Zeeland wonen, is volgens het hof onvoldoende om te concluderen dat de zetel van de bedrijfsuitoefening van X zich in het buitenland bevindt. Het hof handhaaft de naheffingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 19 oktober

132

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen