Hof Den Haag oordeelt dat het feit dat de vof voor de BTW is geaccepteerd er niet toe hoeft te leiden dat er voor de IB ook een vof bestaat. Wel heeft de inspecteur toegezegd dat X de BTW-naheffingsaanslagen als kostenpost in de IB kan opnemen, als nagekomen last.

Belanghebbende, X, en Y, zijn partner, drijven ieder hun een eigen eenmanszaak. Y exploiteert een bedrijf als ambulant pedicure en X is IT-consultant. De twee eenmanszaken worden per 1 januari 2011 omgezet in een vof. Na de oprichting van de vof is in de bedrijfsvoering, behalve de grootte ervan niets veranderd. De activiteiten zijn totaal branchevreemd van elkaar en de partners hebben geen zeggenschap in elkaars onderneming. De vof is opgezet om administratieve problemen op te lossen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen IB-ondernemer is, zodat er voor de IB geen sprake is van een vof. In hoger beroep wijst X er op dat de vof wel voor de BTW-heffing is geaccepteerd en dat dat administratieve problemen oplevert. Hij verzoekt om een praktische oplossing.

Hof Den Haag oordeelt dat het feit dat de vof voor de BTW is geaccepteerd er niet toe hoeft te leiden dat er voor de IB ook een vof bestaat. Het hoger beroep is dan ook ongegrond. Wel heeft de inspecteur toegezegd dat X de BTW-naheffingsaanslagen op naam van de vof, als kostenpost in de IB kan opnemen, als nagekomen last.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 22 juli

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen