Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in 2018 aan het urencriterium heeft voldaan. Controleerbare, specifieke gegevens over X' tijdsbesteding ontbreken en het is niet duidelijk voor welke cliënten werkzaamheden zijn verricht.
X drijft een onderneming waarvan de activiteiten bestaan uit juridische dienstverlening. Zij volgt de master rechtsgeleerdheid en schrijft in 2018 haar scriptie. X geeft aan 1.399 uren aan haar onderneming te besteden in 2018, dus in haar aangifte IB/PVV past X de zelfstandigenaftrek toe omdat zij voldoet aan het uren-criterium. Ter onderbouwing hiervan overlegt X een agendaoverzicht waarin zij per dag aangeeft hoeveel uren zij aan haar onderneming en scriptie besteedt. De inspecteur weigert de zelfstandigenaftrek.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in 2018 aan het urencriterium heeft voldaan. De uren die X aan haar scriptie heeft besteed zouden kunnen meetellen voor het urencriterium, als de door X gevolgde master een aanvulling van kennis zou vormen die is geboden om te voorkomen dat de bestaande ondernemingsactiviteit economische betekenis inboet. Het hof komt aan beantwoording ervan niet toe, nu X ook als de aan de master bestede uren mogen meetellen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan het criterium voldoet. Controleerbare, specifieke gegevens over X' tijdsbesteding ontbreken en het is niet duidelijk voor welke cliënten werkzaamheden zijn verricht. Nu X zo weinig directe uren heeft, is het temeer van belang dat de invulling van de indirecte uren beter onderbouwd wordt. X' hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.76