Aan X zijn in het kader van het Rekeningenproject diverse navorderingsaanslagen opgelegd, alsmede verhogingen en boetes (hierna samen: boetes). Hof 's-Gravenhage verklaart het beroep van X deels gegrond. De Hoge Raad (13 juli 2012, nr. 11/01239, V-N 2012/40.19.2) oordeelt dat het hof zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over de inconsistentie in de modelmatige berekening die ontstaat door de gelijktijdige toepassing van de 95%-norm en de factor 1,5. Het oordeel van het hof dat de uitkomst van de schatting niet onredelijk is, is dus onvoldoende gemotiveerd. Volgt verwijzing voor de vraag of de inspecteur voor elk van de boetes het bewijs heeft geleverd dat X het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan, en of elk van de opgelegde boetes een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is. Er is thans niet meer in geschil dat de factor 1,5 in de schatting geëlimineerd dient te worden. Hof Amsterdam oordeelt dat het aan opzet van X is te wijten dat over de betreffende jaren aanvankelijk te weinig belasting is geheven en dat ook onvolledige aangiften zijn gedaan. X heeft namelijk bankrekeningen geopend in een land met een bankgeheim om de inkomsten en het vermogen buiten het zicht van de fiscus te houden. Het totale saldo bij KB Lux was in 1994 ruim f 300.000 (€ 136.134). Vanwege de listigheid waarmee X te werk is gegaan, zijn boetes van 100% in principe passend en geboden. Aangezien de schatting echter tot stand is gekomen aan de hand van gegevens van derden en er een grote onzekerheidsmarge is gehanteerd, worden de boetes gematigd met 20%. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn worden de resterende boetes ook nog eens gematigd met 20%. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 13 maart