Aan belanghebbende, de heer X, zijn in het kader van het project Bank Zonder Naam diverse (navorderings)aanslagen, alsmede verhogingen en boetes (hierna samen: boetes) van 100% opgelegd. De inspecteur stelt dat X in 1996 een bankrekening had bij Van Lanschot Bankiers (VLB) in Luxemburg met een aanzienlijk saldo. De identificatie van X heeft plaatsgevonden aan de hand van een telefoon- en faxnummer op een lijst met adressen van VLB. Volgens Rechtbank 's-Gravenhage is er geen aanleiding om aan de juistheid van de identificatie te twijfelen. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn in bezwaar krijgt X een schadevergoeding van € 2000. X overlegt tijdens het hoger beroep alsnog alle bankgegevens en sluit een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur.
Hof Den Haag (MK I, 17 februari 2016, BK-13/00086 t/m BK-13/00102, V-N Vandaag 2016/483) oordeelt dat de aanslagen moeten worden verminderd conform de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde belastbare inkomens. De aanslagen zijn – gelet op de door de inspecteur in acht te nemen zorgvuldigheid – opgelegd zonder overschrijding van onnodig tijdsverloop. De keuze voor een tijdrovende projectmatige aanpak was aanvaardbaar vanwege de eenheid van beleid en uitvoering. De inspecteur heeft de boetes opnieuw berekend en daarbij terecht slechts een vermindering van 10% toegepast omdat X alsnog heeft meegewerkt. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn worden de aanslagen gematigd tot 72% en 85,50% (2007). Wegens het overschrijden van de redelijke termijn in hoger beroep krijgt X een schadevergoeding van € 500. Het beroep van X is deels gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6