Y bv houdt de aandelen in X bv. De activiteiten van X bv bestaan uit schilderen, wandafwerking, beglazing, reiniging en bouwkundig onderhoud. Diverse werknemers van X bv volgen opleidingen van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). X bv claimt de afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers die de beroepspraktijkvorming (bpv) hebben gevolgd die behoort bij een aantal deelkwalificaties van BBL-opleidingen. Ook Y bv claimt de afdrachtvermindering onderwijs voor haar (enige) werknemer. De inspecteur is van mening dat X bv en Y bv geen recht hebben op de afdrachtvermindering onderwijs, omdat slechts deelkwalificaties zijn gevolgd. Verder is er volgens de inspecteur niet voldaan aan een aantal formele voorwaarden. Hij legt daarom naheffingsaanslagen loonheffingen op aan X bv en Y bv.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs niet meer is vereist dan dat werknemers ter zake van deelkwalificaties van een beroepsopleiding bpv hebben gevolgd die deel uitmaakt van de BBL. De rechtbank wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 2017, nr. 17/00516 (V-N 2017/51.13). Verder is de rechtbank van mening dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat niet alle deelnemers de bpv daadwerkelijk hebben gevolgd. De rechtbank wijst er daarbij op dat hetgeen de inspecteur naar voren brengt voornamelijk betrekking heeft op de onderwijskundige aspecten van de beroepspraktijkvorming, terwijl die aspecten niet ter beoordeling van hem en de rechtbank staan. De rechtbank vernietigt vervolgens een aantal naheffingsaanslagen.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 8 maart