Advocaat-generaal Kokott concludeert dat groeperingen van verzekeringsondernemingen geen recht hebben op de btw-vrijstelling van art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn. De nationale vrijstelling is namelijk beperkt tot groeperingen van belastingplichtigen die belastingvrije handelingen verrichten overeenkomstig die bepaling.

Het Poolse Aviva Towarzystwo Ubezpieczeń na Życie S.A. w Warszawie behoort tot de Aviva-groep. De groep verricht verzekeringsdiensten in Europa. De groep overweegt om, in de vorm van EESV, in een aantal EU-lidstaten centra voor gemeenschappelijke diensten op te richten. Alleen vennootschappen van de Aviva-groep die activiteiten in de verzekeringsbranche ontplooien, zoals Aviva Warszawie, mogen lid zijn van dit EESV. De centra voor gemeenschappelijke diensten zijn bedoeld om de diensten te verrichten die de leden van de groepering (leden van de EESV) rechtstreeks nodig hebben voor de uitoefening van hun verzekeringsactiviteiten. Hierbij valt met name te denken aan personeelsdiensten, financiële en boekhoudkundige diensten, IT-diensten, administratieve diensten, klantenservice en diensten op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe producten. Aviva Warszawie legt aan de Poolse Belastingdienst de vraag voor of de beschreven werkzaamheid van het EESV is vrijgesteld van btw. Volgens de Belastingdienst is de vrijstelling niet van toepassing, omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan, met name de voorwaarde dat de mededinging niet mag worden verstoord. De Poolse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Advocaat-generaal Kokott concludeert dat groeperingen van verzekeringsondernemingen niet vallen binnen de werkingssfeer van art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn. Volgens de A-G moet er namelijk vanuit worden gegaan dat de nationale vrijstelling beperkt is tot groeperingen van belastingplichtigen die overeenkomstig art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn belastingvrije handelingen verrichten. De A-G overweegt daarbij dat art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn zich niet verzet tegen een nationale regeling waarin geen voorwaarden of procedures met betrekking tot de toetsing aan het criterium van verstoring van de mededinging zijn opgenomen. Verder merkt de A-G nog op dat er in de regel van moet worden uitgegaan dat diensten van een groepering in de zin van art. 132 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn niet tot verstoring van de mededinging leiden. Dit criterium dient restrictief te worden uitgelegd als bepaling ter voorkoming van misbruik. De A-G merkt tenslotte ook nog op dat een zelfstandige groepering van personen alleen vrijgestelde diensten kan verrichten voor leden die onder hetzelfde recht vallen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 3 maart

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen